Geweldloze Communicatie in de praktijk

Elly van Wageningen (onderwijsadviseur) de theorie van Geweldloze Communicatie van Marshall Rosenberg om gesprekken te voeren met kinderen. Vaak roept een school onze hulp in bij klassen waar zoveel gedoe is dat lesgeven lastig en zeer vermoeiend is voor de leerkracht. Kinderen die onrustig zijn, heel vaak boos worden, de clown uithangen, elkaar pesten of steeds door de klas  roepen. Het zijn allemaal signalen dat er iets aan de hand is. Maar wat? En hoe kom je er achter?

Alles al geprobeerd

Vaak heeft de leerkracht al van alles geprobeerd. De regels nogmaals bespreken, de kinderen vragen waarom ze zo doen, straffen, belonen. Niets lijkt te werken. Om moedeloos van te worden. Laats was ik in een klas. We hadden in overleg met de kinderen ‘kletsmomentjes’ bedacht. De bedoeling was goed. De kinderen hadden gevraagd om tussen de lessen in even met elkaar te mogen kletsen zodat er wat ontspanning was na de inspanning en daarna konden ze dan weer rustig werken. Wij vonden het een goed idee. Zo laste juf ‘kletsmomentjes in’. Maar de jongens gingen niet kletsen maar stoeien. En na het stoeien waren ze bijna niet meer rustig en normaal aan het werk te krijgen. Wat was er toch aan de hand? Toen ik het in de klas vroeg zei Marten: ‘Ik vind stoeien gewoon leuk.’

Luisteren

We besloten dat ik in gesprek zou gaan met de jongens die het drukste gedrag lieten zien. Joram kwam binnen. Onrustig. Hij ging op de stoel zitten en ik vroeg hem hoe het ging. ‘Niet goed’. ‘De kinderen pesten mij.’ ‘Oei vertel’, zei ik. Beetje bij beetje komt Joram met zijn verhaal. Hij is klein vindt hij, en sommige kinderen uit de klas noemen hem kleintje. Dat vindt hij heel vervelend. Ik bevestig zijn verhaal door de kern terug te geven. Dus er zijn kinderen in de klas die noemen jou kleintje en dat vind jij vervelend? Wat zeggen ze dan precies? En wie zegt dat dan? Hij vindt het lastig om te vertellen wie (had denk ik geleerd om niet te klikken) en ook wat er precies gezegd wordt. Ik help hem om uiteindelijk wel met een concrete zin te komen die tegen hem gezegd is. Marten had gezegd ‘Ik zie 25 kinderen’ maar er zijn 26 en hij zei dat omdat hij mij dus niet kon zien, omdat ik klein ben, terwijl ik vooraan stond. Maakt het je verdrietig of boos vraag ik? Verdrietig zegt Joram met overtuiging. ‘Je wil graag dat kinderen vriendelijk tegen je doen?’ Ik raad naar zijn behoefte. Hij knikt. Er komt al meer rust over hem. Dan bedenken we een plannetje. Joram wil graag dat ik aan Marten ga vragen of hij niet meer kleintje wil zeggen tegen hem.

Echt luisteren

Voor je het weet denk je dat je de angel te pakken hebt. Marten pest Joran en als Marten daar mee stopt is het probleem opgelost. Voor je het weet heb je een mening over Marten, met zijn gepest en vervelende gedrag. Ik ben me daar bewust van en ga nu met Marten in gesprek. Ik beging het gesprek met de feitelijke waarneming. Hé Marten, Joram zegt dat jij zei ‘ik zie 25 kinderen en dat er 26 zijn en dat jij Joram dan niet meetelde. Joram is verdrietig hierover en wil zo graag dat anderen vriendelijk tegen hem doen. Kun je mij eens vertellen wat er aan de hand is?’ Marten kijkt mij aan. ‘Ik heb wel kleintje tegen hem gezegd, vroeger maar dat doe ik niet meer.’ ‘O, dus je hebt dat vroeger tegen hem gezegd en nu doe je dat niet meer?’ ‘Klopt.’ Ik wacht af of er meer komt. En ja hoor. ‘Maar Joram doet vervelend.’ ‘Want hij wil niet dat ik met Jelle speel.’ ‘En Jelle is mijn beste vriend.’ ‘En hij probeert zo te doen,’ en Marten doet zijn handen tegen elkaar en buigt ze dan zodat er ruimte ontstaat tussen beide handen. ‘Hij probeert jullie uit elkaar te halen, vraag ik?’ ‘Ja, want Jelle was zijn vriend en nu is het mijn vriend en hij wil onze vriendschap kapot maken.’ Hier zit een heel verhaal onder. We bedenken eerst wat Marten tegen Joram kan zeggen over zijn verdriet over dat hij klein wordt genoemd. En dan gaan we de vriendschap tussen Jelle en Marten en Joram bespreken. Joram komt binnen. Door zijn verhaal wordt het mij steeds duidelijker. Hij was vanaf groep 1 bevriend met Jelle. In groep 5 kwam Marten op school en werd bevriend met Jelle. Dat heeft veel verdriet en frustratie gegeven bij Joram. Ik herhaal wat ik de kinderen hoor zeggen. Benoem hun gevoelens, boos gefrustreerd en de behoeften, erbij horen, vriendschap, vriendelijkheid. Dan vraag ik hoe het voor Jelle zal zijn dat hij twee vrienden heeft en dat die allebei graag vrienden met hem willen zijn? We roepen Jelle erbij. Ik vraag aan Jelle of hij dit weet. Jelle knikt. Als ik met Joram ga spelen vindt Marten dat niet leuk en als ik met Marten speel vindt Joram dat niet leuk. Hoe is dat voor jou, vraag ik? Jelle vindt het lastig. Ik wil met allebei spelen want ze zijn allebei mijn vriend. Wow Joram zeg ik hoor je wat hij zegt? Joram knikt. Hij kijkt blij en samen verzinnen de jongens hoe ze het gaan regelen. Ze verzinnen om om de beurt met elkaar te gaan spelen en niet boos op elkaar te zijn als Jelle met een van beide speelt. Wat was er dus echt aan de hand? Marten verdedigde zijn vriendschap met Jelle. Het was in groep 5 zijn houvast in de nieuwe klas. Joram had verdriet over het verlies van zijn vriendschap met Jelle. En Jelle zat er tussen en voelde de druk van beide kanten. Dat speelde al 2 jaar. Misschien dat de rust iets kon weerkeren in de klas omdat de jongens nu echt gehoord waren en meer inzicht hadden gekregen over hoe zij zich voelden en wat voor hen belangrijk was in deze situatie.

Wat niet helpt

Vaak zegt een school ‘we moeten de kinderen begrenzen, zorgen dat ze zich aan de regels houden en via straffen en belonen dit afdwingen. Maar als ik Joram had bestraft omdat hij zo druk deed, Marten omdat hij zo lelijk had gedaan dan was ik nooit op dit verhaal gestuit. Dan had ik de onderliggende reden van de onrust nooit gevonden. Dan hadden we steeds de kinderen aangesproken op hun gedrag, de buitenkant. Dan had ik niet ontdekt wat er werkelijk speelde namelijk verdriet over een verloren vriendschap en angst om een vriend te verliezen en alleen te staan in die nieuwe klas. Iets wat we herkennen uit ons eigen leven, toch? De kinderen hebben een gesprek gehad wat inzicht gaf in hun eigen innerlijk. Ze herkenden en erkenden hun eigen gevoel en behoeften. Daardoor kwam er ruimte om na te denken over het perspectief van de ander en konden ze ook een oplossing bedenken. Hun eigen oplossing, geen opgelegde oplossing of een afgedwongen ‘sorry’ voor de bühne, een sociaal wenselijk antwoord om van het gezeur van juf of meester af te zijn.

Geweldloze Communicatie

In een training Geweldloze Communicatie leer je een gesprek te voeren vanuit 4 stappen :

  • Waarneming,
  • Gevoel,
  • Behoefte,
  • Verzoek.

Je leert om zonder oordeel naar de kinderen te luisteren en je oordeel even te parkeren. Je leert waar de behoefte van het kind in de knel zit en hoe je daar met een kind over kunt praten. Je leert kinderen zelf oplossingen te laten bedenken en verantwoordelijkheid te laten nemen voor wat ze zelf nodig hebben. En het mooie is, je leert ook om je eigen behoeften scherp te krijgen en daar eerlijk aandacht aan te geven, en misschien zelfs wel om dat te delen met je drukke klas. Wie weet wat de kinderen dan gaan bedenken.

Meer informatie

Wil je meer weten over verbindend communiceren en oordeelloos luisteren naar kinderen? Neem contact op met Elly van Wageningen via 06 82 61 06 73 of elly.vanwageningen@ijsselgroep.nl 

Elly is gespecialiseerd in Sociaal Emotionele Ontwikkeling, GROEI-trajecten, geweldloze communicatie en oudergesprekken.