Blog 1: onderwijsruimte, onwijs mooie ruimte!
In het van Dale woordenboek wordt het begrip ruimte omschreven als: beschikbare plaats - de omgeving waarin wij denken en handelen - plaats om zich te bewegen. Hoe zit dat eigenlijk met de ruimte voor (jonge) kinderen? Hoeveel ruimte is er beschikbaar voor kinderen om ‘zich te bewegen en te handelen’? Prikkelende vragen aan het begin van de eerste blog van Ellen de Haan over ’Rijke ruimte’.
Hoe bepalend is ruimte?
We weten allemaal dat de ruimte, de plek waar je je bevindt, bepalend is voor hoe je je voelt. Voelt de plek goed, is er bewegingsruimte, is er een prettige sfeer en word je gezien. Kinderen maar ook hun volwassen begeleiders, zijn bijzonder gevoelig voor ruimte. Ruimtes kunnen je benauwen of juist uitnodigen om in actie te komen. Of je laten verrassen en verwonderen. Zintuigelijke ervaringen, fysieke en mentale belevingen van de ruimte zijn bepalend voor het gedrag dat je laat zien of ervaart. Veelal gebeurt dat onbewust.
In deze blog zoom ik in op de fysieke en mentale ruimte.
Ruimte voor kinderen
Hoe zit dat met de ruimte waarin jonge kinderen zich bevinden? Nodigt die uit of belemmert die om te gaan leren en te gaan ontdekken? En wat is de rol van de volwassene in het belemmeren en faciliteren van de eigen ruimte? Is de ruimte groot genoeg of juist veel te klein? Is bewegen voldoende ingebed in het aanbod en fysiek ook mogelijk? En waar begrenzen we de ruimte voor kinderen – al dan niet bewust- of creëren we ruimte?
Loris Malaguzzi ( 1920-1994) heeft het over de ruimte als derde pedagoog. De derde pedagoog verwijst naar ruimte en materiaal. Een bepaalde inrichting kan kinderen aanzetten tot beweging, tot interactie of rust. Hij beschrijft de noodzaak om de ruimte in te richten op een manier waardoor kinderen nieuwsgierig gemaakt worden. Een eigenschap die kinderen overigens van nature allemaal bezitten en waarvan ze later horen dat het een minder wenselijke eigenschap is; ‘kleine kinderen mogen wel alles eten, maar niet alles weten.’ Ik heb het nooit begrepen denk ik.
Hoogleraar Martinus J. Langeveld (1905-1989) had het over de ruimte voor het rijke spel: ’spel is de meest wezenlijke bezigheid van het zich veilig voelende de kind in een wereld die nog van alles kan blijken te zijn.’
Ruimte en tijd voor kinderen om (spel) activiteiten te ontplooien waarbij de creativiteit, het voorstellingsvermogen en de verwondering niet worden belemmerd door een opdracht, taak of prestatie verwachting.
In het artikel: ‘Antwoorden op de hoe-vraag het gaat niet om loslaten maar om anders vasthouden ( Stichting Nivoz, 2018 ) wordt een de pedagogische paradox beschreven. Zoals speelruimte ontstaat bij gratie van grenzen, zo leer je jezelf sturen bij de gratie van veel steun van anderen.
Inrichten van rijke ruimtes
In het basisonderwijs en de kindercentra worden ruimtes ingericht met verschillende materialen, speelgoed, hoeken en vooral: veel meubilair. De ruimte om je te bewegen is regelmatig beperkt. Er zitten doorgaans veel kinderen in dezelfde ruimte, soms zelfs de gehele dag. De minimale ruimte per leerling wordt uitgedrukt in bruto vloeroppervlakte in vierkante meter (m2) per leerling. Bruto vloeroppervlakte is het vloeroppervlak van het hele gebouw. Dus inclusief ruimten als gangen, trappen en wc’s. Basisscholen hebben minimaal een bruto vloeroppervlak van 3,5 vierkante meter per leerling. Maar rijke ruimte laat zich niet meten in vierkante meters.
Gelukkig zie ik steeds meer initiatieven om alle ruimtes, ook buitenruimtes, te gebruiken voor onderwijs- en educatieve activiteiten. Ruimtes worden gedeeld, flexibel gebruikt of ingericht op activiteit en spel. Passend bij de sociaal-culturele context van de kinderen die er spelend leren. De rijke ruimte fungeert dan als pedagoog. Rijke ruimtes zijn naar mijn idee altijd:
- Open en transparant
- Eenduidig en toegankelijk
- Esthetisch aantrekkelijk
- Doelgericht
- Betekenisvol
Rijke ruimtes begrenzen waardoor het spel grenzeloos kan worden. En ze worden krachtig wanneer het een representatie van de sociaal-culturele context van kinderen is.
In de blog 3 zoom ik verder in op krachtig hoekenwerk.
Kasten liggen veelal vol met materialen. Zo vol dat kiezen lastig wordt. Laat staan het opruimen. Hoeken worden - goed bedoeld- in alle lokalen ingericht zonder dat daar altijd voldoende ruimte beschikbaar is. Daardoor wordt de speelruimte beperkt en daarmee de kwaliteit van het spel. We ‘lossen dat op’ door kinderen op een kiesbord te laten kiezen en een maximum van drie kinderen in een hoek toe te laten. Vol is vol. Wie kiest hier eigenlijk?
De ruimte om te spelen -en door te kunnen spelen- is er niet. Na een half uur moet alles weer worden opgeruimd. En netjes voor de volgende speelkameraad. Ruimte om te leren kiezen vraagt iets anders dan een kiesbord. Het vraagt om een volwassene die bereid is een stapje opzij te doen. Die vanuit de intentie om kinderen zelf te leren keuzes te maken een passende vorm kiest.
Natuurlijk zijn er ook veel plekken waarbij professionals prachtige voorbeelden laten zien. Waar ruimtes voor en met kinderen worden ingericht in plaats van door volwassenen, voor kinderen. Ruimtes waar kinderen volop aan het (samen)spelen, ontwerpen, ontdekken en aan het denken zijn. Waar vorm de intentie en functie volgt.
Ervaar het zelf: door de knieën
Beweeg je eens op de hoogte van kinderen door je lokaal. Wat valt je op en hoe voelt het? Wat zie je en wat zie je ook helemaal niet? Waar zou jij in die ruimte willen zijn? Plaats dat wat je wilt dat kinderen zien of gebruiken, op ooghoogte van kinderen. Dat wat bedoeld is voor volwassenen, op eigen ooghoogte.
Kinderen verschillen
Gelukkig zijn er verschillen tussen kinderen. En ook in hun pedagogische begeleiders. Die verschillen zijn ook zichtbaar in de ruimte die kinderen nodig hebben. Ruimte in tijd, middelen, taken en opdrachten, in denken en in eigen creativiteit. Maar hoe organiseer je die ruimte voor alle kinderen binnen het keurslijf van je rooster of dagprogramma? Alle doelen moeten toch een plek krijgen in je aanbod? Die vraag krijg ik vaak. Een rijke, flexibele ruimte komt tegemoet aan deze verschillen. Durf te kiezen. De parameters welbevinden en betrokkenheid zijn belangrijk en krachtig om als een ‘beslismodel ’onder een rijke ruimte te leggen. Niet alle kinderen hebben dezelfde ruimte nodig. Laten we hen dan ook niet gelijk behandelen en zorgen voor ruimte waarin kinderen verschillende dingen mogen leren.
Ruimte voor initiatief
Turf eens hoe vaak op een dag kinderen zelf iets mogen kiezen; eigen ruimte hebben, buiten het speelkwartier om. Er geen tijd of plaatsgebonden taak of verwachting is.
Ook thuis wordt de eigen ruimte gevuld door een overvol programma waarin het kind mee moet. Niet voor niets is het je vervelen een uiterst zinvolle activiteit voor kinderen. Ook wanneer je nog geen puber bent.
Met eigen ruimte bedoel ik niet: kiezen uit activiteiten die vooraf bepaald zijn door de volwassene. Dat is eigenlijk niet echte keuzeruimte. Er is al vooraf al voor het kind gekozen.
Door echt vrij te kiezen leert een kind de consequenties, de resultaten en wellicht teleurstellingen van zijn of haar keuze kennen.
Is er bijvoorbeeld ruimte om zelf te bepalen wanneer je naar de WC wilt gaan?
Of wanneer je wilt drinken en eten? Er is een aantal scholen die de ruimte en autonomie van kinderen sterk vergroot door een restaurant-hoek in te richten waarbij kinderen zelf bepalen wanneer ze dorst hebben en hun eet-en drinkmoment inplannen.
Stel jezelf eens de vraag waarom je een wc-ketting gebruikt in je groep. Is dat om gedrag te reguleren, aan te leren of af te leren? Maak samen met kinderen afspraken over wanneer het wel en wanneer het niet handig is om naar de wc te gaan. Of wanneer het voor hen ’echt nodig’ is. Maak hen zelfverantwoordelijk en verleen autonomie. Een gezamenlijk gedragen afspraak werkt meestal beter dan een opgelegde regel.
Ruimte geven is vertrouwen geven. Kinderen kunnen veel meer autonomie aan dan volwassenen vaak denken. En geloof me; er blijven echt nog meer dan genoeg zaken over waarbij andere bepalen welke ruimte je krijgt of hebt. Dat hoeven kinderen echt niet te leren op school of peutergroep. Ruimte geven betekent ook meer vragen stellen en minder antwoorden geven. Kinderen krijgen zo meer eigen denk- en oplossingsruimte.
On(der)wijs rijke ruimte?
Onderwijsruimte geven en creëren kun je alleen zelf .Door je af te vragen wat je zelf zou willen en nodig hebt. Door ook aan kinderen deze ruimte te geven. Dat doe je door een stapje opzij te zetten en daarmee kinderen ruimte te geven. Niet door alles maar los te laten maar door het anders vast te pakken. Door scherp te hebben wat je bedoelingen zijn en de boel eens op z’n kop te zetten. On(der)wijs rijke ruimte voor kinderen levert prachtige leerprocessen en resultaten op. En vooral competente en stralende kinderen!
In het volgende blog: ‘buitenkansjes! Over rijke buitenruimtes en buitenleren.
Wil jij ook samen met je collega’s kijken hoeveel ruimte kinderen krijgen? Hoe je de inrichting van je ruimtes kunt (her)ontwerpen? Kansrijke, rijke ruimtes creëren of tools om bewegend leren in te zetten in je aanbod? Of wil je eens onderzoeken waar je nog meer autonomie kunt verlenen binnen je onderwijsaanbod? Neem contact op met ellen.dehaan@ijsselgroep.nl
Of meld je aan voor de ROB dag (regionale onderbouw dag) op 18 maart 2020: www.robdag.nl